
Schouderblad van het paard
Misschien ben ik een beetje raar, maar ik vind botten zo prachtig. Ze hebben zo veel mooie vormen! Als ik een bot van dichtbij kan bekijken dan blijf ik onder de indruk van alle bochtjes, heuveltjes, randjes, sleuven enzovoorts. Het is allemaal zo slim ‘ontworpen’. In deze informatieve blog lees je over het schouderblad van een paard.
Locatie
Het schouderblad is het bovenste bot van het voorbeen. De Latijnse naam is Scapula. Het ligt tegen de romp van het paard aan en is dan ook zeer belangrijk bij de verbinding van het voorbeen met het lichaam. Paarden hebben, in tegenstelling tot ons, geen bot-verbinding tussen het voorbeen en de rest van het lichaam. Het voorbeen wordt tegen het lichaam aangehouden door middel van zware spieren en banden.
Het schouderblad ligt altijd een beetje schuin. Je kan het bovenste gedeelte voelen schuin onder de schoft. De lengte van het schouderblad en de mate waarin het schuin ligt heeft een grote invloed op de bewegingsmogelijkheden van het voorbeen. Wanneer de schouder erg steil is dan is de ruimte om het voorbeen uit te strekken naar voren kleiner dan wanneer de schouder schuiner is. Ideaal is de hoek van de schouder ongeveer 45 graden.

Ligging van het schouderblad bij het paard
Als je naar het schouderblad kijkt dan zie je meteen dat het een plat bot is. De laterale zijde (= de kant aan de buitenkant van het paard) van het schouderblad wordt gekenmerkt door de duidelijke rand die erop loopt. De andere kant, de mediale zijde (= de kant meer naar het midden) is juist helemaal glad.

Laterale zijde schouderblad paard

Mediale zijde schouderblad paard
Kraakbeen
Aan de bovenkant zijn een grote rand met kraakbeen (A). Dit is helaas niet meer te zien bij een geprepareerd bot maar het is wel goed te voelen bij je paard. Aan het kraakbeen hechten zich twee spieren: de Rhomboideus (1) en de Subclavius (2).
De Rhomboideus heeft verschillende functies, een daar van is zorgen dat het schouderblad aan het lichaam blijft.
De Subclavius spier loopt helemaal voor het schouderblad langs tot aan het borstbeen en is een van de spieren die het schoudergewricht stabiliseert.

Blauwe stippellijn geeft het gebied aan waar bij een levend paard kraakbeen zit. Aanhechtingsgebieden van de Rhomboideus (1) en Subclavius (2).
Lateraal zijde
Aan de laterale zijde van het schouderblad loopt dus een grote richel (B), deze heet de ‘Spina scapulae’. Op ongeveer 1/3 van die richel zit een knobbel ‘Tuber spinae scapulae’ (C). Aan de Spina scapulae hechten ook twee spieren, Trapezius (3) en de Deltoideus (4).

Detail foto van Tuber spinae scapulae

Spina scapulae met aanhectingspunten van de trapezius spier (3) en de deltoideus (4).
Door deze grote richel wordt het schouderblad als het ware in tweeën gedeeld. Het kleinere gedeelte is de ‘Fossa supraspinata’ (D) en het grotere gedeelte heet de ‘Fossa infraspinata’ (E). De Fossa supraspinata is het gedeelte dat aan de bovenkant ligt. Op deze manier kan je dus zien of het schouderblad van een linkervoorbeen of van een rechtervoorbeen is.
De spier Supraspinatus (5) heeft als beginpunt deze Fossa supraspinata. Deze spier strekt het schoudergewricht. De tegenhanger aan de onderkant van de richel is de Infraspinatus spier (6).

Op de punt van het schouderblad zit nog een grote bobbel, dit is de ‘Tuberculum supraglenoidale’(F). Deze grote bobbel is ook aan de mediale kant van het schouderblad te zien. De Biceps Brachii (7) is belangrijk bij het naar voren bewegen van het voorbeen. Deze spier begint op deze bobbel.
Daaronder bevindt zich het gewrichtsvlak voor de Humerus (opperarmbeen). Dit vlak wordt in het latijns de ‘Cavitas glenoidalis’ (G) genoemd.

Tuberculum supraglenoidale (F) en het gewrichtsvlak met het opperarmbeen (G).
Mediaal zijde
De kant van het schouderblad die tegen de romp aan ligt is de mediale kant. Aan deze zijde zitten geen grote uitsteeksels. Toch kan je ook hier duidelijke structuren zien.
Onder het kraakbeen zitten twee driehoeken waar het bot wat ruwer is, dit zijn de ‘Facies Serrata’ (H).
Deze twee plekken zijn dan ook de aanhechtsingspunten van de Serratus Ventralis spieren (8). Deze spieren ondersteunen de romp en zorgen dat het schouderblad bij het lichaam blijft.

Facies serrata
Vanaf die Facies Serrata loopt een lichte holling in het bot, dit gebied heet de ‘Fossa Subscapularis’(I). Daarnaast bevind zich de regio die aangeduid wordt als de ‘Facies Costalis (medialis) (J). De Fossa Subscapularis is het startpunt van een spier die dan ook de Subscapularis (9) heet.

Mediale zijde schouderblad
Dit uiteinde van het schouderblad heeft nog een paar kleinere hobbels aan de mediale kant. Zo kan je er nog de ‘Processus Coracoideus’ (K) vinden.
De Processus Corocoideus is de plek waar de Coacobrachialis spier begint, welke betrokken is bij het strekken van de schouder.
Het kleinste bobbeltje in deze regio is het ‘Tuberculum Infraglenoidale’ (L).

Craniaal, mediale uiteinde schouderblad
Aan de randen van het schouderblad hechten zich ook allemaal verschillende spieren. Een belangrijke daarvan is de Triceps Brachii (10), welke uit drie delen bestaat. Deze spier is belangrijk bij het naar voren bewegen van het been.
