
Effecten van een halster of kaptoom op het hoofd (deel 2)
In deel 1 van de effecten van een halster heb ik uitgelegd welke structuren je allemaal kan zien aan het paardenhoofd. In dit tweede deel ga ik je uitleggen welke spieren en zenuwen je in het hoofd van je paard kan vinden.
Laat het halster nog maar even af en probeer eerst te voelen wat er allemaal net onder de huid ligt. Laten we beginnen met het voelen van de randjes en hobbels die gevormd worden door de schedel, de bottige structuren.
In de neusvleugels kan je (héél!) voorzichtig op zoek gaan naar het kraakbeen, vervolgens kan je hoger op de neus het neusbot voelen. Vanaf de kin voel de het bot van de onderkaak, dat loopt helemaal door in de wang (met de masseter spier), tot uiteindelijk in het kaakgewricht (temporal mandibulair joint in het Engels). Het laatste puntje van de onderkaak kan je voelen als de coronoid process.
Halverwege de neus zit een klein gaatje in het bot, deze zit een klein beetje verstopt onder een spiertje (hebben we het straks over). Dit gaatje heet het infraorbital foramen en is belangrijk omdat hier zenuwen en bloedvaten doorheen gaan.

Infraorbital foramen
Ga nu eens op zoek naar de facial crest, die richel die langs de zijkant van het hoofd loopt. Vanaf de neus voel je voorzichtig langs de facial crest omhoog tot langs het oog. Iets boven de facial crest en achter het oog voel je de zygomatic arc. Voor het oor, aan de bovenkant van het voorhoofd voel je de parietal crest en achter de oren kan je het achterste stukje van de schedel voelen, de occipital crest.
Op zoek naar de oppervlakkige spieren
In het hoofd van je paard zitten super veel spieren, ze zorg er onder andere voor dat je paard zijn neusgaten, zijn lippen, oren en ogen kan bewegen. Ze zorgen dat je paard kan kauwen en dat de ingeademde lucht in de luchtpijp komt en het gekauwde voedsel in de slokdarm. Sommige van die spieren zijn groot en aan de oppervlakte terwijl anderen juist heel klein zijn en/of diep weggestopt.
We gaan ons nu concentreren op die spieren die van belang zijn bij het gebruik van een halster of kaptoom.
Er zijn een aantal spieren betrokken bij het laten bewegen van de neusgaten en de lippen van het paard. Het omhoog brengen van de bovenlip en het wijder maken van het neusgat wordt gedaan door de levator nasolabialis (A). Deze spier begint een stukje onder het oog en splitst richting de mond/neus in twee delen. Een deel loopt naar het neusgat en een deel naar de bovenlip.
Tussen deze twee delen van de levator nasolabialis in loopt de caninus (B)(of lateral nostril dilator). De caninus loopt van onder de facial crest tot naar de zijkant van het neusgat en de bovenlip. De taak van deze spier is om het neusgat wijder te maken.
De levator labi (C) loopt in een soort v-vorm. Hij begint aan beide kanten schuin onder het oog. Beide delen komen vervolgen, een stukje boven de neusgaten, samen. De spier eindigt in de bovenlip van je paard. De spier kan de bovenlip omhoogtrekken of, wanneer er 1 deel aanspant de lip opzij trekken. Dit is de spier die aan het werk is als je paard aan het flemen is.

Bron afbeelding: Wilhelm Ellenberger and Hermann Baum, Public domain, via Wikimedia Commons
De mondhoek van je paard wordt omhoog en teruggetrokken door de zygomaticus (D). De zygomaticus is een dunne en smalle spier die vaak moeilijk te voelen is, ondanks dat hij wel dicht aan de oppervlakte loopt.
De zygomaticus wordt geholpen door de buccinator (E). De buccinator loopt vanaf de boven en onderkaak naar de ronde kringspier van de lippen. Net als de zygomaticus is hij betrokken bij het terugtrekken van de mondhoek. Daarnaast wordt hij gebruikt als je paard aan het eten is en om water op te drinken en door de neusgaten te blazen. De buccinator ligt dus onder de zygomaticus en gedeeltelijk ook onder de masseter (F).
De onderlip van je paard wordt bestuurd door de depressor labi (G). Deze zorgt voor het optillen en intrekken van de onderlip.

Bron afbeelding: Wilhelm Ellenberger and Hermann Baum, Public domain, via Wikimedia Commons
We hadden de masseter spier al genoemd. Dat is de grote kaakspier in de wang van je paard. Met de masseter samen werkt de temporalis. De temporalis is goed te voelen, bovenop de temporalis liggen de scutularis spieren (H).
De scutularis spieren ( fronto en inter) zijn dun en plat en liggen direct onder de huid. Ze zijn nodig voor het bewegen van het oor naar voren. Het oor kan natuurlijk nog veel meer kanten op bewegen dan alleen naar voren. Rondom en achter de oren liggen dan ook nog eens allerlei spiertjes die zorgen voor de bewegingen van de oren. Deze kan je als groep benoemen als de auricular muscle groep (I).
Onmisbare zenuwen
Al die mooie spieren kunnen natuurlijk niet functioneren zonder dat ze aangestuurd worden. Dat gebeurt door zenuwen. Deze geven de benodigde informatie door van en naar de hersenen.
Vlak onder de huid van de wang, over de masseter loopt de aangezichtszenuw (facial nerve). De facial nerve bestaat uit verschillende takken die allerlei verschillende gebieden in het hoofd bezenuwen. De dorsale en ventrale tak lopen aan de buitenkant van het hoofd. Deze bezenuwen de spieren van de bovenlip en neus (dorsale tak) en de spieren van de wang en onderlip (ventrale tak). Deze zenuw kan je niet altijd even goed voelen, vooral als je paard een dikkere vacht heeft is dit lastig.
Door het infraorbitale foramen komt ook een zenuw. Dit is de infraorbitale zenuw. Deze zenuwen zorgt voor de communicatie met de huid van de neus, de neusgaten en de bovenlip. De infraorbitale zenuw kan je vaak wel voelen, deze ligt langs de levator labi spier.
Verbinding met de nek
Natuurlijk moet er vanaf de schedel verbinding worden gemaakt met de rest van het paardenlichaam. Er lopen dan ook diverse spieren vanaf oa. het borstbeen, de borst,- en halswervels en het schouderblad naar verschillende punten van de schedel. In het kader van het halster kijken we naar een paar spieren direct achter het oor.
Boven in de nek loopt de oblique capitis cranialis, dit korte spiertje loopt vanaf de 1e halswervel naar de schedel en voelt vaak strak aan.
De rectus capitis dorsalis major loopt vanaf de 2e halswervel naar de schedel. Zijn kleine broertje de rectus capitis dorsalis minor loopt vanaf de 1e halswervel naar de schedel. Je kan deze vooral voelen als je paard zijn hoofd naar beneden brengt zodat de spieren die erboven op liggen ontspannen.
Verder loopt er dicht onder de huid nog een belangrijk ligament: het ligamentum nuchae ( in het Engels Nuchal Ligament). De ligament zit vast aan het achterhoofd en loopt tot de 3e, 4e of 5e halswervel. Daarvandaan gaat het verder als een ander ligament dat zelfs tot het heiligbeen loopt. Hoewel het niet vast zit aan de 1e en 2e halswervel kan je je voorstellen dat het door de plek wel kwetsbaar is.
In het derde deel lees je verder over de pasvorm en effecten van stal-, en touwhalster en kaptomen.